Op 1 januari 2018 vinden er twee grote veranderingen plaats in pensioenland: De AOW-leeftijd gaat naar 66 jaar (geboren na 31 maart 1952 en voor 1 januari 1953) en de pensioenrichtleeftijd gaat van 67 jaar naar 68 jaar. Wat betekenen deze wijzigingen voor jouw werknemers en voor jouw pensioenregeling? Wat zijn de mogelijkheden voor de werknemer om toch eerder dan 68 jaar met pensioen te gaan? En wat betekent dit voor jouw personeelsbeleid?
Op 1 januari 2018 gaat de AOW-leeftijd omhoog naar 66 jaar en daarna gaat de AOW leeftijd jaarlijks met 4 maanden omhoog. De ingangsdatum van de AOW zal de komende jaren steeds meer richting 68 jaar verschuiven, maar gaat minder snel omhoog dan de verhoogde pensioendatum in een pensioenregeling. In 2021 ontvangt de werknemer pas vanaf 67 jaar AOW en in 2022 pas vanaf 67 jaar en drie maanden. Een nóg verdere verhoging van de AOW-leeftijd dient ten minste vijf jaar van te voren te worden aangekondigd. Vermoedelijk in december 2017 zal het CBS bepalen of de AOW-leeftijd nóg hoger dient te worden als gevolg van de gestegen levensverwachting.
Vanaf 1 januari 2018 gaat de pensioenrichtleeftijd in een pensioenregeling omhoog naar 68 jaar. Op dit moment is de standaardpensioendatum in een pensioenregeling nog 67 jaar. Er kan dus tot maximaal 67 jaar pensioen worden opgebouwd. In een pensioenregeling bouwen werknemers ouderdomspensioen op. Ouderdomspensioen is een levenslange uitkering als aanvulling op de AOW.
Werkgevers zijn niet verplicht om de pensioenrichtleeftijd naar 68 jaar te verhogen. Het blijft dus ook na 1 januari 2018 gewoon toegestaan om een eerdere pensioenrichtleeftijd dan 68 jaar binnen de pensioenregeling te hanteren. De fiscale mogelijkheden voor wat betreft pensioenopbouw gaan echter wel uit van een standaard pensioenrichtleeftijd van 68 jaar. Dat betekent dat als een werkgever een lagere pensioenrichtleeftijd wil blijven hanteren, de fiscale mogelijkheden voor pensioenopbouw beperkter zijn.
Het moment waarop de AOW ingaat (66/67 jaar) zal de komende jaren dus eerder zijn dan het moment waarop het ouderdomspensioen (vanaf 68 jaar) ingaat. In de ideale situatie is de ingangsdatum van de AOW en de ingangsdatum van het pensioen van de werknemer gelijk aan elkaar. Er zijn een aantal mogelijkheden om pensioen en AOW toch op elkaar aan te laten sluiten. Wij zetten de mogelijkheden voor jou op een rijtje:
Bij ontslag met wederzijds goedvinden kan er tussen werkgever en werknemer een vergoeding worden overeengekomen. Ontslag kan ook geschieden op initiatief van de werkgever op basis van de Wet werk en zekerheid. In dat geval heeft de werknemer recht op een transitievergoeding. In beide gevallen mag deze vergoeding niet worden aangemerkt als een Regeling voor Vervroegd Uittreden (RVU). Van een RVU is sprake als de vergoeding leeftijd gerelateerd is. Daarvan is meestal wel sprake wanneer uitsluitend oudere werknemers voor ontslag in aanmerking komen en zij een vergoeding ontvangen ter overbrugging tot aan de AOW en/of pensioenleeftijd. Wanneer de belastingdienst deze vergoeding als een RVU aanmerkt, dan is er over deze vergoeding een belasting verschuldigd van 52%. Het toekennen van een vergoeding is niet verboden, maar kan voor de werkgever wel vrij kostbaar zijn.
Ondanks dat er voldoende mogelijkheden zijn om eerder dan 68 jaar met pensioen te gaan is het meest voor de hand liggend dat werknemers doorwerken tot 68 jaar om de periode tussen AOW en ouderdomspensioen te overbruggen. Eerder (gedeeltelijk) stoppen heeft namelijk gevolgen voor het ouderdomspensioen.
Als werkgever moet je gaan nadenken op welke manier je jouw werknemers langer laat doorwerken. Worden de werkzaamheden van de oudere werknemers aangepast aan de naderende pensioenleeftijd? Hoe zorg je ervoor dat oudere werknemers actief en gemotiveerd participeren binnen jouw organisatie en hun toegevoegde waarde overbrengen aan de jongere werknemers? Of zoek je samen met jou werknemer naar andere oplossingen zoals gedeeltelijk met pensioen?
Bij deelname aan een pensioenregeling worden de afspraken tussen werkgever en werknemer vastgelegd in een pensioenovereenkomst. Vaak wordt in de arbeidsovereenkomst naar deze pensioenovereenkomst verwezen.
Door de verhoging van de pensioenleeftijd is het van belang na te gaan wanneer het dienstverband eindigt en wanneer de pensioenopbouw eindigt. De pensioenopbouw zal naar alle waarschijnlijk eindigen op 67 jaar. Maar eindigt op die datum ook het dienstverband? Of is dat de AOW-gerechtigde leeftijd van de werknemer?
Als je de einddatum van het arbeidscontract in overeenstemming wilt brengen met de nieuwe (verhoogde) pensioenleeftijd van 68 jaar dan moet de arbeids- en pensioenovereenkomst worden aangepast naar pensioenleeftijd 68 jaar.
APS Pensioenteam helpt jou graag bij het juist vastleggen van de (nieuwe) einddatum van pensioenopbouw in een pensioenovereenkomst en/of arbeidsovereenkomst.
Met pensioen gaan biedt altijd nieuwe mogelijkheden. Meer tijd voor hobby’s, meer tijd om te reizen… en wie weet levert dat nog een nieuwe liefde ...
Met pensioen gaan. In het verleden ging je op je 65ste met pensioen. Of zelfs eerder want er waren regelingen die het mogelijk maakten om ...
Een basisverzekering voor iedereen. Dat is wat het huidige kabinet wil. Aanleiding is het grote aantal ondernemers dat niet verzekerd is voor arbeidsongeschiktheid. Dit is ...
Op 1 maart 2020 gaat de meldingsplicht in voor werkgevers binnen de Europese Economische Ruimte (EER) en Zwitserland die in Nederland een tijdelijke opdracht uitvoeren. ...
Bijna 40% van de huwelijken eindigt in een echtscheiding. De Wet verevening pensioenrechten bij Scheiding (WVPS) regelt de verdeling van ouderdomspensioen bij een echtscheiding of ...