Vanaf 1 januari 2015 is voor de pensioenopbouw over het inkomen boven de 100.000 euro de omkeerregel niet meer van toepassing. Wel worden er nieuwe mogelijkheden geboden: namelijk nettopensioen en nettolijfrente. Bij beiden is de premie niet aftrekbaar, maar de opgebouwde waarde wordt vrijgesteld van de vermogensrendementsheffing.
Bij het vaststellen van de maximale inleg in het nettopensioen wordt zoveel mogelijk aangesloten bij een beschikbare premieregeling. De afgeleide premiestaffel kan worden gebaseerd op een 4%-staffel of op de 3%-staffel. Bij het gebruik van de 3%-staffel worden tijdsmomenten ingelast om tussentijds te controleren of er sprake is van een bovenmatige pensioenopbouw.
Naast de vrijstelling in box 3 geldt tevens een vrijstelling voor de erfbelasting. Wel moet de waarde van het nettopensioen en nettolijfrente in mindering worden gebracht op de algemene vrijstelling voor de erfbelasting van de partner, de zogenoemde imputatieregeling. Deze vrijstelling bedraagt 627.367 euro voor 2014. Als de werkgever een nettopensioen (tweede pijler) aanbiedt, is de werknemer niet verplicht daaraan deel te nemen. Het gaat om een vrijwillige regeling en de werknemer kan er ook voor kiezen de opbouw in de derde pijler te laten plaatsvinden. Er zijn, net zoals bij brutopensioen en brutolijfrente, een aantal verschillen.
Bekijk de belangrijkste verschillen tussen nettopensioen en nettolijfrente
Het grootste verschil tussen de nettolijfrente en het nettopensioen is het van toepassing zijn van de pensioenwet. Onder de pensioenwet is het niet toegestaan om het opgebouwde vermogen af te kopen. Ook bij een faillissement is dit afkoopverbod van toepassing. Daarbij komt dat een verzekeraar bij een collectief pensioen geen medische waarborgen mag vragen.
Het afkoopverbod zorgt ook voor een beperking van de inzetbaarheid van het vermogen. Indien gewenst kan het kapitaal niet in eens ter beschikking komen voor consumptieve uitgaven. Bij een lijfrente is dat wel mogelijk. Op de afkoop is een sanctie van toepassing. Over de afkoopwaarde wordt alsnog de vermogensrendementsheffing van de voorliggende tien jaren geheven. De grondslag voor deze berekening wordt gesteld op de helft van de afkoopwaarde. Het ontbreken van medische waarborgen geldt ook bij tussentijdse verhogingen van de nabestaandendekking, bijvoorbeeld door salarisverhogingen. Om ook voor de toekomst een dekking voor de nabestaanden te laten aansluiten bij de hoogte van het inkomen, adviseren wij om het nabestaandenrisico af te dekken met een nettopensioen. Gezien het afkoopverbod biedt een nettolijfrente meer bestedingsvrijheid. In de meeste gevallen zal, vooral voor het ouderdomspensioen, de opbouw in een lijfrente de voorkeur genieten.
Wilt u de keuze tussen nettopensioen en nettolijfrente goed afstemmen op uw situatie? Neem dan contact op met uw adviseur bij APS Pensioenteam. Wij zijn u graag van dienst.
Met pensioen gaan biedt altijd nieuwe mogelijkheden. Meer tijd voor hobby’s, meer tijd om te reizen… en wie weet levert dat nog een nieuwe liefde ...
Met pensioen gaan. In het verleden ging je op je 65ste met pensioen. Of zelfs eerder want er waren regelingen die het mogelijk maakten om ...
Een basisverzekering voor iedereen. Dat is wat het huidige kabinet wil. Aanleiding is het grote aantal ondernemers dat niet verzekerd is voor arbeidsongeschiktheid. Dit is ...
Op 1 maart 2020 gaat de meldingsplicht in voor werkgevers binnen de Europese Economische Ruimte (EER) en Zwitserland die in Nederland een tijdelijke opdracht uitvoeren. ...
Bijna 40% van de huwelijken eindigt in een echtscheiding. De Wet verevening pensioenrechten bij Scheiding (WVPS) regelt de verdeling van ouderdomspensioen bij een echtscheiding of ...